Rijksgediplomeerd

Rasstandaard van de Bordeaux dog.

Algemeen voorkomen

De Bordeaux-Dog is een mooie, sterk gelijnde kolos met een zeer sterk gespierd, harmonieus lichaam. Hij is tamelijk dicht bij de grond gebouwd, dat wil zeggen dat de afstand borstbeen - grond gelijk of kleiner is dan de borsthoogte, van voren gezien en gemeten achter de elleboog. De Bordeaux-Dog heeft het uiterlijk van een gedrongen atleet, gespierd, imponerend en trots. Als aloude vechthond is hij geschikt voor bewaking, een taak die hij met scherpe oplettendheid moedig maar zonder agressie uitvoert. Hij is erg aanhankelijk aan zijn baas en lief voor kinderen. Teven hebben over het algemeen hetzelfde karakter als de reuen, maar iets minder geaccentueerd.

Hoofd en Schedel:

Hoofd zeer groot, hoekig, breed, redelijk kort en van voren gezien trapeziumvormig.Bij reuen is de schedel, gemeten over de grootste breedte, gelijk aan de schofthoogte. Bij teven iets minder. De vorm van het hoofd en de breedte zijn een gevolg van de belangrijke ontwikkeling van de slapen, wenkbrauwen, jukbeenderen en de onderkaak. Het schedel, dat is enigszins bol. De stop is abrupt en staat ten opzichte van het neusbeen onder een bijna haakse hoek (95-100 graden). Het diepe voorhoofd loopt door tot aan de achterzijde van het hoofd. Het is belangrijk breder dan hoog. Aan weerszijden van de lengtegroef liggen symmetrische rimpels. Deze diepe en gewrongen rimpels zijn beweeglijk, afhankelijk van de houding.

Fouten: Klein hoofd, niet in verhouding met de schofthoogte, te lang, te smal, parallelvormig, rond, ovaal, plat voorhoofd. Geen lengtegroef. Achterhoofdsknobbel te veel uitspringend. De hoek van de stop ten opzichte van het neusbeen te scherp of te bot. Aaneengesloten rimpels.

Aangezicht:

Krachtig, breed, dik, enigszins kort, bovenprofiel iets holrond, ondiepe huidplooien. In de breedte iets aflopend naar de neus. Van boven af gezien de vorm van een vierkant. Het neusbeen vormt met het voorhoofd een stompe hoek. Wanneer het hoofd horizontaal gedragen wordt, bevindt het afgeknotte, van onderen dikke en brede eind van de neus zich voorbij een verticale raaklijn die getrokken is vanaf het voorste deel van de neus. De omtrek is ongeveer twee derde van de hoofdomtrek. De lengte varieert tussen een vierde en een derde van de totale lengte, gemeten tussen de achterhoofdsknobbel en de neuspunt.

Fouten: Te lang, te kort, te smal, niet dik genoeg, neus vooruitstekend, neusbeen parallel lopend met de schedel, zakkend neusbeen, pafferige snuit.

Neus:

Breed, neusgaten goed geopend, kleur zwart tot bruin, afhankelijk van de kleur van het masker

Fouten: Nauwe neus, smalle neusgaten, vlekjes of haartjes op de neus, zonder pigment.

Kaken:

Zeer krachtig en breed. De hond is ondervoorbijtend. De onderkaak moet minimaal 0,5 cm en maximaal 2 cm uitsteken. Met een gesloten mond mag men de tanden niet zien.

Fouten: Boven- en onderkaak van gelijke lengte (tanggebit), Schaargebit, bovenvoorbijtend, onderkaak steekt meer dan 2 cm of minder dan 0,5 cm uit.

Tanden:

Zeer sterk, met sterke voortanden. De voortanden van de onderkaak staan uit elkaar en zijn licht gebogen. Voortanden staan goed in lijn, vooral die van de onderkaak, die een rechte lijn vormen.

Fouten: Slecht ontwikkelde tanden, slecht geplaatste tanden.

Lippen:

Bovenlippen dik, matig hangend en intrekbaar. Zij vormen een ronding om de onderkaak.

Fouten: overdreven lang en slap (niet intrekbaar). Te Kort.

Wangen:

Uitspringend door een zeer sterke ontwikkeling van de kaakspieren.

Fouten: Te weinig ontwikkeld, week, droog of dun.

Ogen:

Ovaal, goed uit elkaar staand. De afstand tussen de beide ooghoeken is ongeveer tweemaal de lengte van het oog. Eerlijke, open blik. Honden met een zwart masker hebben hazelnootkleurige tot donkerbruine ogen; lichtere kleuren zijn toegestaan, maar niet gewenst bij honden met een rood masker.

Fouten: Kleine, ronde, te diep liggende, bolle , te dicht bij ekaar staande en te lichte ogen of glasogen. Schuwe blik. Zichtbaar bindvlies.

Niet acceptabel zijn: glasogen, vlekken of haartjes op de oogleden.

Oren:

Tamelijk klein, iets donkerder van kleur dan de vacht. Bij de aanzet iets opgeheven, maar ze moeten, zonder weekachtig te zijn, over de wangen vallen. Iets afgeronde punt; niet hangend over de ogen. Hoge aanzet, waardoor de breedte van het hoofd wordt geaccentueerd.

Fouten: Slappe, te lange, te korte, geamputeerde oren. Te hoge aanzet of te hoog opgeheven. Staande oren, roosoren, wijduit hangende oren of te laag aangezette oren.

Hals:

Erg sterk, gespierd, bijna cilindrisch. Enorme nekomvang, ruim, los en soepel. De gemiddelde nekomvang is bijna gelijk aan de hoofdomvang. De hals is licht gebogen en op de grens van hoofd en hals bevindt zich overdwars een groef. En profiel is de bovenkant van de hals lichtelijk bol. De halskwabben beginnen duidelijk bij de keel en lopen, met plooien, tot aan het sleutelbeen.

Fouten: Dunne hals, lange of platte hals. Huid te strak. Halskwabben overdreven hangend.

Lichaam

Borst:

Krachtig, diep, breed, lager vallend dan de ellebogen. Krachtige sleutelbeenderen. Gebogen borstribben. Andere ribben zijn goed gebogen en aflopend. De borstomvang moet 25 / 30 cm meer bedragen dan de schofthoogte.

 

Fouten: Smalle borst, niet diep genoeg. Ribben te plat of te rond als een ton. Uitgeholde ribben.

Schouders:

Krachtig, zichtbare spieren. Bovenkant schouderblad onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het horizontale vlak. De hoek van het schouderblad met het schouderbeen bedraagt iets meer dan 90 graden.

Fouten: Niet voldoende gespierd, te rechte schouders.

Bovenlijn (ruglijn):

Recht, met brede en gespierde rug. Schoft goed getekend. Lendenen breed, voldoende kort, stevig. Kruis matig aflopend tot staartaanzet.

Fouten: Zadelrug, karperrug, zwakke lendenen, kruis te hoog, te bol of te hol.

Staart:

Dik bij de aanzet. De punt mag niet verder reiken dan de sprong. Laag hangend, diep ingezet. Hangend in rust, verheft zich als de hond in actie is 90-120 graden ten opzichte van de rustpositie.

Fouten: Wegbuigend van achteren gezien, gekort, gebroken, verwrongen, knobbelig. Staande of krullend. Eindigend in een pluim. De afwezigheid van een staart, zelfs wanneer dit aan een ongeluk is toe te schrijven, is altijd verdacht.


Onderlijn:

Harplijn, vanaf de diepe borst tot aan de opgetrokken stevige buik.

Fouten: Uitzakkende buik, of ingetrokken buik (windhondenbuik).

Voorbenen:

Sterk bottengestel, zeer gespierde benen.

  1. Ellebogen: niet te veel uitstaand, niet te veel naar binnen gebogen.
  2. Onderarm: recht, of ietsje naar buiten gebogen, zodanig dat ze naar het midden toekomen, vooral bij honden met een zeer brede borst.
  3. Middenvoet: sterk, lichtelijk schuin, soms naar buiten staand.
  4. Voeten: krachtig, samengeperst. Gebogen, sterke nagels. Voorkeur voor zeer gepigmenteerde nagels. Voetkussens goed ontwikkeld en soepel.

Fouten:

  1.  Ellebogen: te veel uitstaand, of te veel naar binnen.
  2. Voorbenen: zwak beendergestel, onvoldoende gespierd. Onderarm te veel gebogen.
  3. Middenvoet: te veel naar buiten of naar binnen, ineengedrongen.
  4. Voeten: ineengedrongen, spreidtenen, hazevoeten.


Achterbenen:

Dijen goed ontwikkeld en dik met zichtbare spieren. Knieschijf parallel aan het verticale middenvlak of licht daar buiten. Been betrekkelijk kort, gespierd, laag. Spronggewricht kort. De hoek van het spronggewricht is met mate geopend. Van achteren gezien geven de goed parallel lopende achterbenen een impressie van kracht, ondanks de minder brede achterhand.

Fouten: Dijen plat en mager. Knieschijf te veel naar buiten of te veel naar binnen gericht. De hoek van het spronggewricht te scherp of te groot. Hubertusklauwen.


Gewicht:

Reuen: minimaal 50 kg.

Teven: minimaal 45 kg.

Vacht:

Eenkleurig: mahoniekleurig of wildkleurig. Een goede pigmentering is te prefereren. Een witte borstvlek en witte aftekeningen aan de voeten zijn toegestaan, mits deze niet te groot zijn. Fijn, kort en zacht haar.

Fouten: Witte vlek op het gezicht, witte vacht. Wit of vlekkerig op het lichaam of op de staart. Grof haar, lang haar, gekruld haar.


Afmetingen:

De hoogte van een Dogue de Bordeaux moet ongeveer gelijk zijn aan de omvang van het hoofd.

Reuen: 60-68 cm schofthoogte.

Teven: 58-66 cm schofthoogte.

De omvang van het hoofd wordt gemeten voor de oren over de grootste breedte. Het hoofd horizontaal, de halsplooien niet meemeten. De borstomvang wordt gemeten 1 cm van de ellebogen over de grootste breedte. Deze metingen moeten met een zo soepel mogelijk en voldoende breed meetlint worden verricht.